Loonsanctie onderuit bij CRvB: licht aan het eind van de tunnel?

Met enige regelmaat staan wij schoolbesturen bij wanneer het UWV een zogenoemde loonsanctie heeft opgelegd.

Dat doet zich voor als het UWV na twee jaar ziekte van de werknemer in het kader van de WIA-aanvraag oordeelt dat werkgever en werknemer te weinig, of niet het juiste, aan re-integratie hebben gedaan. Het UWV verlengt dan de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever én het ontslagverbod tijdens ziekte voor de duur van nog eens 52 weken. 

Vaak is zo’n loonsanctie het gevolg van het feit dat de verzekeringsarts van het UWV het niet eens is met de bedrijfsarts. De verzekeringsarts beoordeelt achteraf of de bedrijfsarts tijdens de eerste twee jaar van ziekte de mogelijkheden van de werknemer wel goed genoeg in kaart heeft gebracht. Als dat niet zo is, en de verzekeringsarts concludeert dat de werknemer méér belastbaar was dan de bedrijfsarts had ingeschat, dan legt het UWV dikwijls een loonsanctie op.

Voorbeeld uit de praktijk
Een dergelijke kwestie deed zich vorig jaar in onze praktijk voor. Het ging om een zieke werknemer die een revalidatietraject doorliep en daarvoor meerdere keren per week naar een kliniek moest. De bedrijfsarts vond dat de werknemer in deze periode slechts een paar uur per week beschikbaar kon zijn voor re-integratie, maar de verzekeringsarts had daar achteraf een heel ander beeld bij. Hij vond dat de werknemer voor en na zijn behandelingen nog wel re-integratieactiviteiten kon ondernemen en kwam tot een veel hogere inzetbaarheid. Daarom legde het UWV een loonsanctie op. De Rechtbank Noord-Holland maakte daar korte metten mee, omdat de verzekeringsarts zijn oordeel nauwelijks had gemotiveerd. Voor onze cliënt een prettige uitkomst.

Maar hoe worden dit soort zaken beoordeeld door de hoogste rechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB)?

Recente uitspraak CRvB
In een uitspraak van 23 november 2023 heeft de CRvB zich weer eens uitgesproken over deze materie. Dat was nodig, omdat er in de lagere rechtspraak een lijn was ontstaan die erop neerkwam dat als de werkgever zich er maar van had vergewist of het advies van de bedrijfsarts op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen, het advies van de bedrijfsarts ook voor het UWV leidend zou moeten zijn. Die kant wil de CRvB niet op: de lijn van de zogenoemde ‘vergewisplicht’ wordt in deze uitspraak door de CRvB van de hand gewezen. De CRvB vindt dat zo’n vergewisplicht niet past in het stelsel van de wet WIA en dat deze ook niet goed uitvoerbaar zou zijn, omdat een werkgever niet beschikt over de medische gegevens van de werknemer en zich er dus in de praktijk ook niet daadwerkelijk van kan vergewissen of het oordeel van de bedrijfsarts voldoende plausibel is.

In plaats hiervan houdt de CRvB vast aan zijn eerdere lijn, aangeduid als de ‘voor risico en rekening’ – benadering: de werkgever is verantwoordelijk voor de re-integratie en dit impliceert ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de door hem ingeschakelde deskundigen, inclusief de bedrijfsarts. Maakt de bedrijfsarts een onjuiste inschatting? Dan kan het UWV een loonsanctie opleggen, waarmee de onjuiste inschatting van de bedrijfsarts dus voor risico en rekening van de werkgever komt. Desgewenst kan de werkgever vervolgens de bedrijfsarts aansprakelijk stellen.  

Interessant is wel dat de CRvB hieraan een belangrijke overweging toevoegt over de toets die de verzekeringsarts moet aanleggen bij het beoordelen van het sociaal-medisch handelen van de bedrijfsarts. Kort samengevat:

  • De verzekeringsarts moet bij zijn beoordeling achteraf de context ten tijde van de beoordeling door de bedrijfsarts in ogenschouw nemen;
  • De verzekeringsarts moet uitgaan van een professionele beoordelingsmarge van de bedrijfsarts;
  • Het enkele feit dat de verzekeringsarts – achteraf oordelend – tot een afwijkende visie op de belastbaarheid komt, is onvoldoende om oordelen dat de bedrijfsarts een onjuiste inschatting heeft gedaan.


Het bovenstaande betekent dat de verzekeringsarts van het UWV het sociaal-medisch handelen van de bedrijfsarts terughoudend moet toetsen. Als de verzekeringsarts van mening is dat de bedrijfsarts onjuiste adviezen heeft gegeven, dan is er bovendien een goede motivering nodig waaruit duidelijk naar voren moet komen waarom de bedrijfsarts niet professioneel genoeg heeft gehandeld.

In de betreffende zaak vernietigde de CRvB het besluit waarmee de loonsanctie was opgelegd. De bedrijfsarts was uitgegaan van een belastbaarheid van de werknemer van twee uur per dag. Het UWV vond dit te weinig, maar heeft volgens de CRvB niet goed kunnen motiveren waarom de bedrijfsarts buiten zijn professionele beoordelingsmarge zou zijn getreden.

Nieuwe kansen voor werkgevers
In de praktijk is de onderbouwing van het UWV van een besluit tot het opleggen van een loonsanctie vaak nogal summier, zelfs in het kader van de beslissing op bezwaar. Dat was, uitgaande van eerdere jurisprudentie van de CRvB, altijd al discutabel. Deze uitspraak biedt in dat kader weer nieuwe kansen, hoewel het voor werkgevers jammer is dat de lijn van de ‘vergewisplicht’ niet aanvaard is.

Heeft u vragen over uw re-integratieverplichtingen of over een door het UWV opgelegde loonsanctie? Wij zijn u graag van dienst