Samenloop zwangerschapsverlof/bevallingsverlof en vakantieverlof

Reeds jaren bestaat er discussie of docentes bij wie de periode van het zwangerschaps- en/of bevallingsverlof samenvalt met een schoolvakantie in de gelegenheid behoren te worden gesteld de niet-genoten vakantiedagen alsnog op te nemen buiten de schoolvakanties.

Eind vorig jaar heeft de kantonrechter Eindhoven geoordeeld dat docentes ook de vakantiedagen buiten de zomervakantie gecompenseerd moeten krijgen van hun werkgever. Deze beslissing – welke overigens niet gepubliceerd is – staat lijnrecht tegenover de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad (hoogst rechtsprekende orgaan in het bijzonder onderwijs) en van de Centrale Raad van Beroep (hoogst rechtsprekende orgaan in het openbaar onderwijs). De uitspraak van de kantonrechter Eindhoven heeft ertoe geleid dat in den lande steeds meer docentes zich melden bij hun werkgever met het verzoek om aan hen compensatie te bieden. Hoe moet er nu met dergelijke verzoeken worden omgegaan, gegeven de uitspraak van de kantonrechter Eindhoven enerzijds en de uitspraken van de Hoge Raad en de Centrale Raad van Beroep anderzijds?

In artikel 14.1 (Vakantieverlof voor de functiecategorieën directie en leraren) lid 7 CAO VO is opgenomen dat de vrouwelijke werknemer ten minste aanspraak behoudt op het vakantieverlof dat samenvalt met de zomervakantie en het tijdvak van het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Dit vakantieverlof wordt aansluitend op het zwangerschaps- en bevallingsverlof, dan wel de zomervakantie genoten, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen. Samenloop van andere schoolvakanties en de vijf extra dagen vakantieverlof zoals bedoeld in artikel 14.1 lid 1 onder a van de CAO VO met zwangerschaps-en bevallingsverlof wordt niet gecompenseerd.

De CAO VO voorziet niet in de toekenning van een bepaald aantal vakantiedagen of in de mogelijkheid van opbouw van vakantiedagen. In het belang van het onderwijs is voorzien in een specifieke, los van de omvang en van de duur van het dienstverband staande, regeling die inhoudt dat in bepaalde, nader omschreven periodes waarin geen onderwijs wordt gegeven, vakantieverlof wordt genoten. Het vakantierecht waarop onderwijsgevend personeel aanspraak kan maken bestaat dus niet uit een aantal vastgestelde vakantiedagen, maar uit het genieten van verlof gedurende de schoolvakanties.

De procedure die bij de kantonrechter Eindhoven voorlag, was aanhangig gemaakt door diverse vakbonden jegens een scholengemeenschap. De kantonrechter oordeelde dat zwangere werkneemsters, per saldo, niet minder vrije tijd mogen overhouden dan hun collega’s die geen zwangerschaps- of bevallingsverlof genieten en dat werkneemsters dus ook vakanties buiten de zomervakantie gecompenseerd moeten krijgen. De vakbonden hebben naar aanleiding van deze uitspraak werkneemsters opgeroepen om verzoeken bij hun werkgevers in te dienen ter compensatie van alle schoolvakanties bij zwangerschaps- en bevallingsverlof. Aan deze oproep is massaal gehoor gegeven.

Zoals hiervoor al aangestipt, bestond er reeds jurisprudentie over dit onderwerp van de Hoge Raad en van de Centrale Raad van Beroep. Zowel de Hoge Raad als de Centrale Raad van Beroep namen het standpunt in dat gezien het feit dat de CAO slechts de periode en niet de omvang van de vakantieaanspraken weergeeft, de zwangere docente gewoonlijk het wettelijk minimumaantal vakantiedagen van twintig zal kunnen opnemen gedurende de resterende schoolvakanties en dat er dus geen compensatie aan de orde is. Voorts gingen deze rechtscolleges ervan uit dat de perioden van verlof die tijdens de schoolvakanties worden genoten niet op één lijn te stellen zijn met een gewone ‘vakantie’, die in hoofdzaak gericht is op recuperatie. In het onderwijs is daarvoor ruimte tijdens de schoolvakanties, maar deze periodes zijn veel langer dan een gebruikelijke vakantie, omdat er dan geen lesuren zijn ingeroosterd. Een dergelijke periode zou dus mede kunnen worden benut voor het zwangerschaps- en bevallingsverlof zonder dat aan het doel van een jaarlijkse vakantie tekort wordt gedaan.

Voorts oordeelden beide rechtscolleges dat er geen sprake was van een direct onderscheid op basis van geslacht, omdat de bepaling in de CAO sekseneutraal geformuleerd is. De bepaling maakt geen onderscheid naar geslacht.

De Hoge Raad heeft daarbij wel een kanttekening gemaakt, namelijk dat er in een dergelijke situatie sprake kán zijn van een indirect onderscheid tussen mannen en vrouwen, omdat de betrokken docentes mogelijk minder tijd overhouden voor niet lesgebonden werkzaamheden, zoals deskundigheidsbevordering, dan haar mannelijke collega’s.

Volgens het Europese Hof van Justitie heeft de zwangere werkneemster recht op volledige vakantie buiten het zwangerschapsverlof indien de nationale wettelijke regeling een langere vakantieduur voorschrijft dan de EG-richtlijn. Echter, de schoolvakanties in het voortgezet onderwijs zijn niet gebaseerd op een nationale wettelijke regeling die verder gaat dan de EG-richtlijn, maar op een CAO die verder gaat dan de nationale wettelijke regeling (en ook verder dan de EG-richtlijn).

De VO-raad heeft aangeven niet overtuigd te zijn van de argumenten van de kantonrechter Eindhoven en heeft vooralsnog haar leden geadviseerd om verzoeken van werkneemsters ter zake compensatie van verlof niet te honoreren. Er is hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de kantonrechter Eindhoven en ook is er inmiddels een nieuwe procedure aanhangig gemaakt, waarbij vermoedelijk prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie zullen worden gesteld. Daarnaast zal het onderhavige onderwerp ook door de VO-raad meegenomen worden in de nieuwe CAO-onderhandelingen.

Ons advies is dan ook op dit moment verzoeken van docentes niet te honoreren en jurisprudentie af te wachten. Indien u een verzoek wel honoreert, dan kan hier later niet zomaar op worden teruggekomen. Daarnaast zullen schoolbesturen hun medewerksters gelijk moeten behandelen. Dus als één verzoek wordt gehonoreerd, zal dit ook voor de andere verzoeken moeten gelden. Wij hopen dat er dit jaar nog duidelijkheid gaat komen over hoe schoolbesturen dienen om te gaan met de verzoeken van de werkneemsters, maar voor nu is er voorzichtigheid geboden.